- Zij komen uit de grote
verdrukking
- (Openbaring 7, 13-14)
Altijd al hebben de mensen zich afgevraagd
in welke wereld ze leefden.
|
Zonder ophouden hebben wij te maken,
nu eens met de ergste wreedheden van mensen, dan weer met de
grootste edelmoedigheid en belangeloosheid. |
Hoe moeten we dan begrijpen wie we
zijn, welke zin geven aan ons persoonlijk bestaan en aan de menselijke
geschiedenis? De moderne communicatiemiddelen - waaronder het
internet, dat bijzonder krachtig is en ons bijna op het moment
zelf met de hele wereld in contact kan brengen - verlenen aan
deze fundamentele vragen een ongemene scherpte.
De Apocalyps beschrijft het visioen
van Johannes, de dienaar Gods, over het einde der tijden. "Een
grote menigte, gekleed in witte gewaden. Wie zijn ze en waar
komen ze vandaan? Zij komen uit de grote verdrukking".
Roept de apostel Johannes daarmee
alleen de kleine of grote beproevingen op die het leven van elkeen
tekenen? Die onvoorziene omstandigheden in ons bestaan, onvermijdelijk
voor elk wezen dat groeit? Komt er, doorheen het labeur van elke
generatie die strijdt voor meer gerechtigheid en solidariteit,
geen groot plan aan het licht dat aan de menselijke geschiedenis
een ziel en een richting geeft?
|
Zou het daarbij kunnen gaan over de
opbouw van een wereld naar Gods maat, vertrekkend vanuit een
nog onontgonnen universum? |
|
Een wereld waarin de goddelijke manieren
van 'zijn' gelden, die van de zaligsprekingen, die Jezus ons
is komen aanleren en voorleven? De
geleidelijke vestiging van het Rijk van God, zou dat niet het
doel en de zin zijn van de grote verdrukking waarin wij verwikkeld
zijn?
Is dat geen buitengewoon visioen?
Verleent dit niet aan de wisselende omstandigheden en onze engagementen
in het leven van elke dag hun ware dimensie?
|
Dit is het wat de Apocalyps ons suggereert,
ons voor ogen houdt! We zijn een zwerversvolk, op weg naar het
Beloofde Land, geïnspireerd door de Geest van heiligheid. |
|
Dit grote plan, dat aan de verantwoordelijkheid
van mensen is toevertrouwd, is tegelijkertijd helemaal doordrongen
van de permanente en levenwekkende aanwezigheid van God. Zijn
deze beide verenigbaar? Is een volledige harmonie mogelijk tussen
de permanente aanwezigheid van God en de totale en volledige
vrijheid van de mens?
|
Het is het mysterie van de liefde: zij
leidt de mensen naar elkaar en verenigt hen door bij ieder mens
de groei en de ontplooiing tot een geëngageerde en verantwoordelijke
autonomie te stimuleren. |
Dit geldt niet alleen voor Jezus
van Nazareth, die de christelijke traditie geleidelijk is gaan
zien als iemand die helemaal van God was en ten volle mens. Wordt
niet het menselijk bestaan van elk van ons op deze vreemde manier
verhelderd?
Wat wij zoeken en beleven op onze
persoonlijke levensweg, zou dan ook ingebed zijn in dat immense
plan dat de apostel Johannes oproept in zijn apocalyptisch tafereel.
Dit is het grote avontuur waarin wij zouden opgenomen zijn, en
dat ook onze dorst naar het oneindige verklaart - een dorst die
tot in de details van het dagelijks leven naar boven komt. |