|
De eenzaamheid van stervenden
Tijdens een betoging komt een militant me zeggen dat Antoine
in het hospitaal is opgenomen, ernstig ziek. Hij zou een bezoek
van mij op prijs stellen. Ik zie niet wie Antoine is, maar ik
noteer de gegevens.
In het immense hospitaal vind ik uiteindelijk zijn kamer.
Zijn vrouw herkent me en is blij met mijn bezoek. Antoine herkent
me ook en glimlacht naar me. Hij heeft een gele teint, zijn ogen
zijn geel, zijn buik sterk opgeblazen.
Hij is erg verzwakt, kan niet meer praten, maar zijn ogen
spreken. Hij zegt me er meer mee dan met woorden.
Ik leg mijn hand in de zijne en zeg hem: "Je hebt
al op zoveel fronten strijd gevoerd, maar je zwaarste strijd
staat nu nog voor de boeg". Ik begrijp immers dat Antoine
niet lang meer te leven heeft. Ondertussen is zijn vrouw aan
de telefoon en vertelt geruststellend nieuws over haar man. Zij
heeft kritiek op de verpleegsters die zelden langskomen en die
hun verzorgingstaak niet goed vervullen. Gelukkig is zij er om
te protesteren!
|
Ik hou nog altijd de hand van Antoine vast, of liever, zijn
hand houdt de mijne vast. Deze fysische aanwezigheid herinnert
hem eraan dat hij nog altijd behoort tot de wereld van de levenden.
Ik zal niet licht zijn glimlach vergeten, die ook een vaarwel
was. |
In de gang komt de vrouw van Antoine bij mij: "Mijn
man is veroordeeld. We vertellen het hem niet om hem niet te
doen schrikken. Daarom zei ik ook in de telefoon, in zijn aanwezigheid,
dat het goed ging met hem. Maar men kan voor hem niets meer doen
". - "Ik denk dat Antoine weet hoe ernstig hij er aan
toe is en zich klaar maakt om te sterven. Wees maar niet bang.
Hij heeft u nog nodig, hij heeft nog nood aan uw tederheid, om
hem te vergezellen in deze laatste etappe". |