






|
|
HET EEUWIG LEVEN
- De dood staat onontwijkbaar op het programma van elk mens. Wat kan
de uitdrukking 'eeuwig leven' dan betekenen? Elk van ons heeft zijn geschiedenis:
een begin, een einde, en daartussen speelt zich ons leven af, dat ons maakt
tot wie we zijn. Hoe moet je je dan het 'eeuwig leven' voorstellen? Voor
wie denkt dat er na de dood niets meer is, is het moeilijk om zich een
aanvaardbare voorstelling te vormen van wat 'eeuwig leven' zou kunnen zijn.
Alhoewel. Diep in elk mens leeft het verlangen om
- zijn grenzen te doorbreken, de lokroep naar méér en beter,
de hunker naar volheid van leven. Al deze vormen van 'hongeren naar' zijn
als een machtige motor die de mensheid naar steeds verdere ontplooiing
vooruitstuwt. Het verschil tussen een atheïst "die niet in de
hemel gelooft" en de gelovige
- "die er wel in gelooft" is dan niet zo bijzonder groot. Uiteindelijk
heeft de gelovige even weinig zekerheid over zijn voortbestaan als de ongelovige
over zijn niet-voortbestaan.
-
- Voor het eeuwig leven zijn er geen bewijzen. Alle inspanningen om ons
daarbij iets voor te stellen, ook op wetenschappelijke basis - via de begrippen
tijd en ruimte, of vanuit de biologie -, kunnen niet baten. Het eeuwig
leven is geen evidentie. Het begrip 'eeuwig leven' krijgt maar betekenis
binnen het geloof in een God die ons niet in de steek laat. Het geloof
van de christenen in het leven na de dood berust op de verrijzenis van
Jezus. Na zijn dood heeft God hem niet in de steek gelaten - en
- bijgevolg zal hij ook ons niet in de steek laten. Dit eeuwig leven
is niet iets wat wij verdienen, het wordt ons geschonken. En wordt het
ons niet nù al geschonken? We brengen een dimensie van eeuwig leven
binnen in ons begrensde leven: telkens als we de grenzen van ziekte en
dood doen wijken; als we het menselijk leven behoeden en bevorderen; als
we een bijdrage leveren tot de verbetering van de economische, sociale,
politieke of ecologische leefsfeer van de mensen; telkens als we vechten
tegen de miserie en het onrecht. We beleven eeuwigheidsmomenten telkens
als we vol
- bewondering opkijken naar de schoonheid in de wereld, oneindig ontzag
hebben voor de kennis en de ontdekkingen van mensen, of diep geraakt worden
door de broosheid van de kleinsten onder ons. Het eeuwig leven is op die
manier in ons mens-zijn ingeplant als een mosterdzaadje, als een heel klein
- zaadje, bestemd om te groeien en een boom te worden waarin de vogels
kunnen schuilen. Hier, op aarde, begint dit zaadje zich te ontwikkelen,
en dit proces van verder ontluiken gaat door na onze dood. We slaan op
dat moment niet een heel andere richting in - ook al gaat het om een heel
nieuw
- stadium in ons leven. Dit leven wordt dan niet vernietigd, maar getransformeerd.
En dit geldt voor al wat is. Dus ook voor het lichaam, waardoor ons bestaan
concreet wordt, en voor de verbondenheid die we met anderen beleven en
zonder dewelke we niemand zijn. De verbondenheid die gegroeid is, de liefde
die we hebben gegeven en ontvangen, dat maakt integraal deel uit van ons
bestaan. Helemaal alleen zijn, dat is geen leven. Op ons eentje gelukkig
zijn, dat gaat niet. We zullen dus sàmen eeuwig leven. Terecht spreken
wij van 'eeuwig' leven: het is nu al begonnen, het is aanwezig in onze
hoop en in onze beslissingen, in onze liefde en in onze strijd, en dient
zich aan als een oneindige openheid van
- het verlangen, veel meer dan als een bevrediging die algehele voldoening
schenkt. Geen sluimerend bestaan in een 'eeuwige rust', maar een leven
in volheid, verbonden met het scheppend handelen van God. Een nieuwe hemel
en een nieuwe aarde zullen we zijn, zoals we dit nu al dromen, en "God
zal
- elke traan wegvegen uit onze ogen".
Soms breekt iets van 'eeuwigheid' door in ons leven, en krijgt ons leven
daardoor nieuwe glans. Toch hebben we geen menselijke zekerheid over een
dergelijk leven. We kunnen alleen vertrouwen hebben! In de evangelies verschijnt
Jezus als iemand die meester is over het leven: "Ik ben het leven."
- "Men neemt mijn leven niet van mij af, ik ben in staat om het te
geven" - "Wie in de zoon gelooft, heeft eeuwig leven." Toch
zien we dat ook hij, die ons bestaan ten einde toe gedeeld heeft - tot op
het kruis - en die ook onze onzekerheid heeft gedeeld, zijn vertrouwen uitspreekt:
"Vader, ik leg mijn adem, mijn leven neer in uw handen." Wij kunnen
op onze beurt alleen maar de woorden van Petrus tot de onze maken: "Heer,
naar wie zouden wij gaan? Gij alleen hebt woorden van eeuwig leven." |