|
|
• Alarmfase in het kamp van Achraf |
|
• Bezorgdheid om gevangenen |
|
• Ontmoeting met een melaatse |
|
• Een mis in de zomer |
|
|
|
|
|
Alarmfase in het kamp van Achraf |
|
|
|
Ter herinnering: Achraf bevindt zich op 60 km ten Noorden van Bagdad en op 80 km van de Iraanse grens. 3.500 Iraniërs wonen in dit sinds 1986 zeer goed georganiseerde dorp. Het zijn tegenstanders van het regime van de Mollahs en een haard van hoop voor het verzet in Iran. Ze hebben de status van “beschermde personen” op basis van de 4e conventie van Genève. |
|
|
|
Op 28 juli laatstleden vallen de Iraakse veiligheidtroepen het kamp van Achraf aan, waar de bevolking over geen enkel wapen beschikt. De bevolking biedt moedig en waardig weerstand tegen de gewelddadige aanval. |
|
|
|
Op de persconferentie in Parijs van het comité van juristen die Achraf verdedigen toont een video schokkende beelden. De veiligheidtroepen gaan geweldig tekeer tegen mensen die daar staan met blote handen. Er zijn die dag 11 doden en 500 gewonden. 36 mensen worden opgepakt. Worden ze naar Iran gedeporteerd, dan riskeren ze gefolterd of gedood te worden. Misdaden tegen de menselijkheid. |
|
|
|
Er zijn Amerikaanse militairen in de buurt, maar zij komen niet tussen. |
|
|
|
|
Men kan onmogelijk het kamp verlaten. Het is afgesloten. Er komt geen voedsel binnen. Het is 50° graden heet. Advocaten en journalisten mogen het kamp niet binnen. |
|
|
|
|
Het Iraanse verzet buigt niet, ondanks de confrontaties. Het recht, het wapen van de armen, heeft moeten wijken voor ontketend geweld. |
|
|
|
We hebben de plicht onze verontwaardiging uit te schreeuwen. Als we onverschillig blijven zijn we medeplichtig. Het zou niet mogen dat in de toekomst nog één iemand kan zeggen “Ik wist het niet”. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bezorgdheid om gevangenen |
|
|
|
|
Aan een gevangene met wie ik correspondeer, iemand die van lectuur houdt en een passie heeft voor vliegtuigen, vraag ik om enkele titels van boeken die ik hem zou kunnen verschaffen. Want de zomerhitte is zwaar om dragen als men opgesloten is. |
|
|
|
|
Hij noemt onmiddellijk drie titels, waarop ik me naar een grote boekhandel in Parijs haast. Twee jonge verkopers zoeken met de computer de titels op. Eén van de boeken is in voorraad, een ander moet besteld worden en voor het derde moet men zich rechtstreeks tot de uitgever wenden. Het gaat om een kleine uitgever, gespecialiseerd in vliegtuigen, die zijn boeken niet in de boekhandels brengt. |
|
|
|
Wanneer ik erbij vertel dat de boeken voor een gevangene bestemd zijn, voel ik een reactie van sympathie van hun kant. “We gaan het boek dat ontbreekt onmiddellijk bestellen en u opbellen zodra het binnenkomt. En dit is het mailadres van de uitgever van wie we de boeken niet krijgen.” |
|
|
|
De volgende ochtend telefoneert men me dat het boek binnen is. Ik ga het ophalen in de boekhandel en bedank de twee verkopers voor hun snelheid. Gewoonlijk moet men acht dagen wachten voor een bestelling! Maar ze hebben een gevangene niet willen laten wachten! |
|
|
|
De kleine uitgever van zijn kant, die belt me op zodra hij mijn mail ontvangen heeft. Zijn stem klinkt opgewekt: “Ik stuur je onmiddellijk het gevraagde boek. Ik ben blij te vernemen dat een gevangene zich interesseert voor vliegtuigen. Ik geef hem het boek cadeau. Zeg hem dat het me bijzonder zou verheugen als hij me wilde schrijven.” |
|
|
|
Ik ontvang een pak boeken van de uitgever met een hartelijke boodschap en een precisering die me doet glimlachen: “Ik ben verschrikkelijk atheïstisch en geweldig antiklerikaal.” |
|
|
|
|
|
Ontmoeting met een melaatse |
|
|
|
Op weg met boeken voor een gevangene, neem ik zoals gewoonlijk de regionale metro en daarna de bus. Een vrij lange tocht, die vaak ontmoetingen mogelijk maakt. Dat was ook het geval met een Afrikaan van een jaar of veertig die tegenover mij kwam plaatsnemen. “Ik zou graag wat raad krijgen van u, want het gaat niet goed met mij. Ik ben in nood en heb zelfs al aan zelfmoord gedacht.” |
|
|
|
|
|
Ik luister naar hem en let erop niet zelf te praten. Zijn gezicht wekt sympathie op. Zijn ogen lijken als achter een sluier te zitten. “Ik heb lepra” vertrouwt hij me toe. Ik schrik op. “Lepra?” “Ja. Ik draag al een twintig jaar het virus in mij. Het is wakker geschoten als een vulkaan. De ogen zijn aangetast, er zijn sporen op de huid te zien. Ik word goed verzorgd.“ Hij toont me de geneesmiddelen die hij net gekocht heeft. |
|
|
|
Een melaatse ontmoeten is voor mij een schok. Mijn medelijden met deze Afrikaan wordt groter. Hij neemt opnieuw het woord: “Mijn vrouw gaat me verlaten. Ze vraagt de echtscheiding. Ze was in de tijd nochtans iemand zonder papieren. Ik heb haar op straat gevonden. Ik heb haar bij mij thuis opgenomen. Ik heb alles gedaan voor haar. Ze is mijn vrouw geworden en wij hebben twee kinderen gekregen. En nu gaat ze weg.” |
|
|
|
Ik moet de metro verlaten. Hij ook. We nemen dezelfde bus. Hij heet Romuald, en is afkomstig van Congo Brazzaville. Wanneer we voorbij de “Carrefour” komen zegt hij: “Het is hier dat ik werk.” |
|
|
|
“Ik ben gelovig. Soms lees ik de psalmen en ik bid tot God op straat en ook als ik thuis ben. Ik zeg hem: “Waarom dit alles? Wat wilt u van me? Wat heeft u met me voor?” |
|
|
|
Romuald voelt zich bevrijd door zijn gesprek met mij. Gewoonlijk is hij zo alleen! Zijn kleine kinderen geven er zich rekenschap van en zeggen dan: “Papa, gaat het niet?” |
|
|
|
|
We stappen allebei uit de bus. “Bewaar je zelfvertrouwen, Romuald. En ook je vertrouwen in God. Er is nog een toekomst voor jou.” |
|
|
|
|
|
|
|
|
Een mis in de zomer |
|
|
|
Er zijn heel veel vakantiegangers opgedoken voor deze mis in openlucht. De zon brandt, maar de bomen bieden gul hun beschermende schaduw. Iedereen zingt mee. Zelfs de kinderen zingen van harte mee met de tekst op hun blad. Is er een mooiere vorm van deelname dan een gemeenschap die zingt? Ik kijk er met vreugde naar. |
|
|
|
|
Mijn familie is er, ze omringt Lise die haar eerste communie zal doen. |
|
|
|
|
Niet-praktiserenden stonden er op voor dit familiefeest af te komen. Ik mag voorgaan in de eucharistie en het woord nemen. Het evangelie is dat van de broodvermenigvuldiging. Jezus wijdt de mensen in in de grondbeginselen van het delen. Handen hebben die geven en niet meer willen hebben. Door te delen worden mensen broers.
|
|
|
|
De mama van Lise komt aan de micro enkele gebedsintenties voorlezen. Ze is zichtbaar ontroerd. Bij de laatste intentie, die over haar dochter gaat, beginnen de tranen te lopen. De aanwezigen houden de adem in. |
|
|
|
Plots gebeurt iets onverwachts en vrolijks. De kinderen worden uitgenodigd om alles wat klaar staat op te halen en naar het altaar te brengen. Van overal schieten kinderen naar voren, als vogels uit hun nest. Ze zijn met zovelen dat er niet genoeg voorwerpen zijn om hen in handen te geven! Ze zijn wel blij als ze mogen bewegen en iets mogen doen. |
|
|
|
Lise gaat als eerste te communie. Haar gezicht straalt vrede en geluk uit. Achter haar aan vormt zich een ononderbroken file die komt communiceren. Mensen die al lang niet meer te communie zijn geweest, komen op hun beurt naar voren. Heeft Jezus niet gezegd: “Neemt en eet allen hiervan”? |
|
|
|
|
|
Na de mis gaat het familiefeest verder, tot vreugde van Lise die lang de herinnering zal bewaren aan deze lichtmomenten. |
|