|
|
De geloofsbelijdenis van Petrus en de eerste lijdensaankondiging |
|
Marcus 8, 27-35 |
|
|
|
Jezus waagt zich op heidens grondgebied, in de streek van Caesarea Filippi. “Onderweg” ondervraagt hij zijn leerlingen. Het zijn woorden van een mens die op stap is. “In de ogen van de mensen, wie ben ik?” |
|
|
|
Het is een vraag voor ons. Wat zegt men van Jezus in onze gezinnen? Op de werkvloer? Wat zeggen de kinderen, de zieken? Misschien heeft men het nooit over hem. Blijft hij de grote afwezige. |
|
|
|
|
|
Soms is men verbaasd over Jezus te horen spreken op plaatsen waar men zich er niet aan verwacht. Bij mensen bijvoorbeeld die zich atheïst noemen, of die tot een andere religie behoren. De media blijven niet achterwege. Hoeveel boeken verschijnen op dit ogenblik niet over Jezus! De anderen brengen ons iets bij en leveren ons vaak een originele kijk op Jezus. |
|
|
|
Een ongelovige prof heeft me eens gezegd: “Ik wantrouw de ‘credo’s’ die ons zeggen wat we moeten geloven. Ik geef de voorkeur aan de mooie boodschap van de zaligsprekingen, waar Jezus ons iets voorhoudt dat ons doet leven.” Voor mij zijn die woorden zoveel als een geloofsbelijdenis. |
|
|
|
|
Een clochard die op straat woont, heeft me een kruisbeeld geschonken dat hij met ijzerdraad gevlochten heeft. “Neem maar, ik heb het voor u gemaakt.” Zijn gebaar zei me iets over Jezus. Dat kruisbeeld hangt boven mijn bed. Het betekent zeer veel voor mij. |
|
|
|
|
Jezus stelt zijn leerlingen een tweede vraag: “Wie ben ik voor jullie?” Petrus noemt Jezus’ echte identiteit door hem voor de eerste keer de titel toe te kennen die door de Schriften en de Profeten was aangekondigd: “Jij bent de Messias”. Deze geloofsbelijdenis is een belangrijk moment voor Jezus. Het is een keerpunt in zijn leven en zijn prediking. Vanaf nu zal Jezus zijn leerlingen voorbereiden op wat hem te wachten staat. Hij zal veel moeten lijden, zal verworpen worden en gedood. Maar de derde dag zal hij opstaan. Petrus is totaal ontredderd. Zijn toekomstbeeld verduistert. Hij verwachtte een Messias die zijn volk zou bevrijden, de Romeinen overwinnen, een Messias die triomfeert over zijn vijanden. Het wordt het tegenovergestelde. |
|
|
|
Jezus laat zijn leerlingen verstaan dat ze hem moeten volgen waar hij is en zoals hij is. Niet zoals ze hem zouden willen zien. Ze zullen alle nadelen en moeilijkheden leren kennen die het volgen van hem met zich meebrengen. Maar daartegenover staat toch dat ze de vreugde kennen samen te zijn met diegene van wie ze houden? En de passie het avontuur aan te gaan samen met hem? |
|
|
|
|
|