|
|
• Genève, Place des Nations» |
|
• Zijn priesters van nut? |
|
• Een ontmoeting met jongeren |
|
• De deurwaarder wordt verwacht |
|
|
|
|
|
Genève, Place des Nations |
|
|
|
|
Elke dag komen Iraniërs en families van de bewoners van de stad Achraf in Irak bijeen op de Place des Nations in Genève, voor de zetel van de Verenigde Naties. Van ’s morgens tot ‘s avonds houden ze een sit-in, met toespraken en muziek. |
|
|
|
|
De stad Achraf bevindt zich ten noordoosten van Bagdad. Sinds een twintigtal jaren vormen 3500 opposanten van het Iraanse regime daar een aparte groep. Ze hebben geen wapens, werken en genieten een goede faam bij de burgerbevolking en de stamhoofden. Ze worden gedekt door de vierde Conventie van Genève en het is de taak van de multinationale strijdkrachten om hen te beschermen.
Maar het regime van Teheran, dat nooit deze verzetshaard in Irak aanvaard heeft, verhoogt op dit ogenblik de druk bij de Iraakse regering om hen over te leveren aan Iran. In een officiële mededeling heeft Bagdad aangekondigd dat het de van plan is hen uit te wijzen. Wat een catastrofe zou zijn, als men weet hoe Teheran leden van de oppositie behandelt. |
|
|
|
Het is in die context dat ik bij hoogdringendheid uitgenodigd wordt naar Genève, tussen twee treinen in. Op de Place des Nations bevinden zich een honderdtal Iraniërs, met gele parasols, want de zon drukt loodzwaar. Ik ken het merendeel van deze opposanten, waaronder vrouwen die hun zoon verloren hebben in de Iraanse gevangenissen. Ik neem het woord, en ook enkele genodigden die uit het buitenland gekomen zijn doen dat. De media zijn aanwezig. |
|
|
|
|
|
“Ik ben ook jullie vriend in kwade dagen. Door jullie mijn solidariteit te betuigen, betuig ik die ook aan de inwoners van Achraf. Zij weten dat we daar met hen zijn, voor hen. Hun beproeving is onze beproeving. We vragen het Internationaal Comité van het Rode Kruis, dat hier dichtbij is, om onmiddellijk tussen te komen om de veiligheid van Achraf te verzekeren en zijn inwoners te beschermen.”
Een delegatie zal ’s namiddags ontvangen worden door het Internationaal Comité van het Rode Kruis. |
|
|
|
|
|
|
|
Zijn priesters van nut? |
|
|
|
Het is het onderwerp van een debat in een rechtstreeks radio-uitzending. Een nationale zender met een groot luisterbereik. De uitzending duurt een uur. We zijn met twee genodigden: een journaliste, die zopas een enquête heeft gepubliceerd over de priesters in Frankrijk, en ikzelf. Tijdens de uitzending kunnen luisteraars reageren en vragen stellen. De animator begint met het resultaat te geven van een peiling die het radiostation hield: “45% van de ondervraagden zegt dat de priesters niet van nut zijn en 45% zegt dat ze wel van nut zijn.” Als dat geen goede aanzet is voor een debat! |
|
|
|
De reacties van de luisteraars laten niet op zich wachten: “We kennen de scheiding van kerk en staat in ons land, waarom dan een uitzending over de priesters?” “Men maakt gebruik van een openbare omroep om publiciteit te maken voor de priesters.” “De priesters zouden moeten verdwijnen. Ze dienen tot niets.” Ik geef eenvoudig mijn getuigenis: “Voor mij is het een geluk dat ik in mijn leven priesters heb ontmoet. Ik ben hen heel veel verschuldigd!” |
|
|
|
|
|
De journaliste citeert enkele goed gekozen uitspraken van priesters die ze heeft geïnterviewd. Allebei vestigen we de aandacht op het feit dat de luisteraars die niet mals zijn voor de priesters waarschijnlijk geen enkele van hen persoonlijk kennen. Het beeld dat ze hebben van de priester hebben ze van vroeger in hun opvoeding of hebben ze zich zomaar gevormd. Maar ze komen vandaag geen priesters meer tegen. Het klopt, ze worden zeldzaam in Frankrijk.
Op het einde van de uitzending kondigt de animator aan: “Na dit debat zegt 52% van de ondervraagden dat de priesters van nut zijn, en 35% zeggen dat ze niet van nut zijn.” |
|
|
|
|
|
Een ontmoeting met jongeren |
|
|
|
150 jongeren, jongens en meisjes, tussen 16 en 25 jaar, zijn voor een vormingsweekend bijeengekomen in de buurt van Namen in een grote tuinbouwschool. Ze behoren tot de bekende Belgische ‘patro’s’ (in Vlaanderen: de Chiro). Er is onmiddellijk iets wat indruk maakt op me: deze jongeren zijn niet individualistisch, ze zijn bezorgd om elkaar en weten samen te leven. Ik spreek mijn bewondering uit tegenover de animatoren, die me antwoorden: “Het is normaal. Ze zijn het gewoon verantwoordelijkheid op te nemen bij de jongeren.”
De vorming gaat over “de angsten die in ons leven”. Tijdens het avondprogramma stellen de jongeren me vragen die ze hebben voorbereid over dit thema. Ze zitten op de grond, in een mooie grote zaal, dicht bij een bar waar later het Belgische bier zal vloeien. Ik vind het belangrijk hen eerst te zeggen dat de angst een heilzaam effect kan hebben. |
|
|
|
|
“Wie kent het dreigement niet dat een dokter tot zijn patiënt richt: ‘Als je doorgaat met drinken, roken of eten zoals je nu doet, dan loop je doodsgevaar.’? Angst doet ons veranderen van gedrag. We kennen tegenwoordig de bedreigingen en de dramatische gevolgen van de klimaatontregeling. We botsen op een muur. De angst maakt een collectieve bewustwording mogelijk en maant ons aan om anders om te gaan met onze planeet, met de hulpbronnen die we verspillen, om anders te gaan leven. De angsten die we kennen hebben ook het voordeel ons kwetsbaar te maken, en uiteindelijk zeer menselijk.” |
|
|
|
|
Een jongere stelt de vraag: “Bent u bang voor wat na de dood zal gebeuren? Zullen we dan nog leven? – “Ik vraag me niet af of ik nog zal leven na de dood, maar of ik leef voor de dood.”
Het is behoorlijk laat als het bier de avond afsluit, in een warme ambiance. Een jongere zegt me: “Morgen om 6 uur zal je ontbijt klaar staan.” En inderdaad, in de stilte van de nacht is die jongere vroeg opgestaan om ervoor te zorgen dat koffie en croissant klaar stonden om 6 uur. Hij is blij dat hij er is en kan dienen. Hij vertrekt terug naar zijn bed wanneer ik vertrek naar de trein. |
|
|
|
|
|
|
|
De deurwaarder wordt verwacht |
|
|
|
|
De vereniging ‘Droits devant’, waarvan ik medevoorzitter ben, gebruikt sinds 12 jaar een bouwvallig lokaal waarvoor we elke maand de huur betalen. De eigenaar zoekt met alle middelen om ons daaruit te doen vertrekken. Laatste bedreiging: een nieuwe deurwaarder kondigt zijn komst naar de vereniging aan. Dat is geen goed teken. |
|
|
|
|
We bereiden ons voor op de strijd. De angst grijpt ons aan. De komst van een deurwaarder betekent de verplichting om de lokalen te verlaten op straffe van uitdrijving door de politie. Onmiddellijk doet het gerucht de ronde. De mensen zonder papieren vertellen het nieuws door aan elkaar. Er dreigt gevaar: iedereen moet naar de vereniging komen op het moment dat de deurwaarder komt. Drie Duitse vrienden, op doorreis in Parijs, willen graag met me mee om te zien hoe het zal aflopen.
De mensen zonder papieren, allemaal Afrikanen, zijn talrijk opgedaagd. Ze staan rechtop, opeengepakt, en nemen de hele ruimte in waarover de vereniging beschikt. Ik raak met moeite binnen. Mijn vrienden zijn erg onder de indruk. Onze advocaat is er ook. Het is de stilte voor de dreiging die uitgaat van de man die niet lang op zich zal laten wachten.
Het is middag. Ik sta op de drempel. Een onbekende nadert. Zeker, hij is het. Ik begroet hem en laat hem binnen. We banen ons een weg doorheen de compacte groep Afrikanen. Midden in de zaal klim ik op een stoel en richt me tot de mensen zonder papieren: “Het is formidabel dat jullie hier zijn. Bedankt. Ik sta vol bewondering voor jullie. Bravo.” En me omdraaiend naar de deurwaarder zeg ik tot hem: “Alle mensen zonder papieren die u ziet zijn gekomen om u te begroeten, evenals drie Duitsers op doorreis. Deze lokalen zijn zeer nuttig voor ons, elke dag. Ondanks al ons zoeken hebben we geen ander lokaal gevonden. Bijgevolg blijven we hier.” |
|
|
|
De deurwaarder zegt me: “Wat u me gezegd hebt volstaat. Het is goed zo. Geen probleem.” – en haastig gaat hij er vandoor. Ik neem opnieuw het woord. Er is opluchting. Een lichte verademing bij de overwinning. De mensen zonder papieren zijn gelukkig en laten dit luidop blijken. Ze zijn niet voor niets gekomen! |
|
|
|
|
|