|
|
Het open graf |
|
(Marcus 196,2-4) |
|
|
|
In de evangelies komt Jezus naar voren als iemand die zich niet laat opsluiten. |
|
|
|
Jezus laat zich niet opsluiten in de meest natuurlijke banden die er bestaan, de familiebanden. De evangelist Lucas (2,42-50) stelt hem aan ons voor als iemand die al op heel jonge leeftijd zijn ouders in de steek laat om in de tempel te blijven hangen tussen de geleerden. Hij is verbaasd over de angst van zijn vader en zijn moeder: “Waarom hebt u naar me gezocht? Wist u niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?” Later zal hij deze noodzakelijke onthechting bevestigen: “Wie meer van zijn vader of moeder houdt dan van mij, is mij niet waard, en wie meer houdt van zijn zoon of dochter dan van mij, is mij niet waard.” (Mt 10,37) En wanneer zijn moeder en zijn broers hem zoeken, antwoordt hij: “Wie zijn mijn moeder en mijn broers?” (Mc 3,31-35) |
|
|
|
|
Jezus laat zich niet opsluiten in de wet. Op de Sabbatdag plukt hij aren om te eten en geneest hij een zieke (Mt 12,1-14). Als men daarop opmerkingen maakt, geeft hij lik op stuk: “De Mensenzoon is heer en meester over de sabbat”. Op dezelfde manier, met veel gezag, verklaart hij: “Jullie hebben gehoord… Welnu, ik zeg jullie…” (Mt 5,21-48), en plaatst de wet weer in zijn kader; hij schaft hem niet af, maar voltooit hem. |
|
|
|
|
Jezus laat zich niet opsluiten binnen de wetten van de natuur; zo stellen de evangelisten hem toch voor. Hij stilt de storm, wandelt over water, geneest ogenblikkelijk zieken, wekt zelfs doden tot leven. Deze wonderen moeten ons tonen dat zijn meesterschap over de natuur niets is in vergelijking met zijn macht om het kwaad te bestrijden en mensen terug op te richten. “ ‘Wat is gemakkelijker, te zeggen: “Uw zonden zijn u vergeven” of: “Sta op en loop”? Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’ En hij zei tegen de verlamde: ‘Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar huis.’” (Lucas 5,23-26) Onmiddellijk deed de verlamde dit, en versteld zegden de mensen: “Vandaag hebben we iets ongelooflijks gezien!” Al deze wonderen, waarvan sommige ook voor ons ongelooflijk lijken, zijn ons alleen onder deze vorm verteld om ons voor te bereiden op Jezus’ mooiste uittocht. |
|
|
|
Hij laat zich niet opsluiten in de dood. “God heeft hem doen verrijzen” (Handelingen 2,24). Daarom is het graf open, ook als de steen zo bijzonder groot is. |
|
|
|
|
|
Moeten we nog verder gaan? Hij laat zich evenmin opsluiten binnen de voorstellingen die we zouden kunnen hebben van zijn verrijzenis. Nee, hij is geen schim of spook. Ja, hij is aanwezig, en om niet de gevangene te zijn van onze zintuigen verdwijnt hij zodra men hem herkent en stelt hij een einde aan onze hersenspinsels over hem en kiest om te vertrekken. Dat is Hemelvaart! Waarom hem dan blijven opsluiten in onze dogma’s en onze Kerken? |
|
|
|
|
Met al deze manieren waarop hij uitbreekt uit onze referentiekaders maakt Jezus duidelijk dat er een ‘elders’ is, een ultieme referentie, die hij zijn Vader noemt. Het feit dat het graf open is, betekent dat het uitgeeft op iets waarvan we alleen een vermoeden hebben en dat op ons drukt als een verlangen. |
|
|
|
|
|