|
|
• Kerstmis onder een tentzeil |
|
• Bij abbé Pierre |
|
• Strijden en feesten |
|
• In de gevangenis van Fresnes |
|
|
|
|
|
Kerstmis onder een tentzeil. |
|
Nadat ik de mis had gevierd in het lokaal van het comité van de daklozen, en met hen de maaltijd had genomen, nam ik de metro en begaf me naar het kampement van de rode tenten langs het kanaal Saint Martin, hartje Parijs. Het is middernacht, en bijtend koud.
Er is ambiance voor het café waar de jonge vereniging ‘De kinderen van Don Quichote’ haar lokaal heeft. Eertijds vocht Don Quichote tegen windmolens. Vandaag vechten zijn kinderen tegen de holle beloften van politici. |
|
Om de publieke opinie te sensibiliseren nodigt de vereniging ‘goed gehuisveste mensen’ uit om, voor één nacht, het lot te delen van hen die op straat wonen. De vraag werd ook aan mij gesteld. Ik had geantwoord: “Het zal in de kerstnacht zijn”. |
|
|
|
|
Dit dorp van rode tenten langs het kanaal richt de schijnwerpers op de harde realiteit van hen die geen onderdak hebben om te slapen. Onder hen bevinden zich mensen die een job hebben, maar geen huur kunnen betalen – die is veel te duur geworden. |
|
|
|
|
Deze dwingende vraag van de basis aan de overheid komt op het goede moment. Ik bewonder het, dat jonge burgers, tot hiertoe onbekend voor het grote publiek, in zo korte tijd hun plaats opeisen in het sociale landschap. Midden de verkiezingsstrijd voor het presidentschap plaatst dit waanzinnig initiatief de daklozen bovenaan in het politiek debat. |
|
|
|
De verantwoordelijken van de vereniging begeleiden me naar de plaats waar ik de nacht ga doorbrengen. De tent is vlug opgezet. Meer nog dan de ijzige kou houdt het lawaai van het autoverkeer me lang wakker. Ik ben blij dat ik in deze kerstnacht het lot deel van hen die gewoonlijk op straat slapen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bij abbé Pierre |
|
|
|
In deze periode van wensen ga ik op bezoek bij Abbé Pierre en vier ik eucharistie met hem in het Emmaüshuis, in de Parijse voorstad. |
|
|
|
|
In de kleine, oververhitte eetzaal omhelst hij me broederlijk. Ik heb de indruk dat deze man van 94 jaar versleten is; hij wacht op de overgang naar de andere oever.
Na het uitwisselen van wat informatie over onze persoonlijke situatie vraagt hij me of ik zijn laatste boek ken. Onmogelijk hem de waarheid te verbergen: ik ben niet op de hoogte. |
|
|
|
|
Om daar iets aan te doen staat hij op en haalt uit een overvol boekenrek een groot boek waarop zijn foto prijkt: “Mijn leven in beelden”. Ik doorblader met belangstelling enkele bladzijden. Hij houdt eraan me zijn boek van een opdracht te voorzien. Maar zijn bevende hand slaagt er niet meer in te schrijven, alleen onleesbare woorden. |
|
|
|
|
|
Hij is zeer gelukkig dat de president hem geschreven heeft om hem te bedanken voor het boek dat hij hem gestuurd heeft. In een lijvig dossier zoekt zijn bevende hand die fameuze brief, die hem zo blij maakt. Inderdaad, een zeer warme brief, vol lofprijzingen. Het beurt hem helemaal op. Hij wacht op mijn commentaar: “U hebt geluk. In mijn leven heb ik nooit zo’n brief gekregen.” |
|
|
|
Nu hij niet meer buiten komt is hij gevoelig voor bezoekjes, brieven, geschenken. De eenzaamheid weegt op hem. Was hij niet zijn hele leven de mens voor de anderen? |
|
|
|
Op de eettafel waar we de mis gaan lezen ontbreekt het niet aan zeldzame voorwerpen. Ze verdienen een plaats op deze tafel, want het zijn geschenken. De mis begint met het verhaal van elk ervan. |
|
|
|
Abbé Pierre doet veel moeite om de teksten van de mis te lezen. Hij is uitgeput.
Op het moment dat ik hem verlaat heb ik het gevoel dat dit een vaarwel is.
Abbé Pierre is overleden op maandag 22 januari 2007, 94 jaar oud. De man die de Emmaüsgemeenschap gesticht heeft, die de winteroproep van 1954 gelanceerd heeft, heeft zijn hele leven gewijd aan de strijd tegen de uitsluiting.
Abbé Pierre was drager van de hoop van de armen.
|
|
|
|
|
|
|
|
Strijden en feesten |
|
|
|
|
Aan de voet van de heuvel van de Sacré Coeur, in de buurt van de kabelbaan, zijn ouders van leerlingen van meerdere scholen met hun kinderen bijeengekomen. Het is al donker. De lichten zorgen voor een kerstsfeer. De menigte is er om haar steun te betuigen aan de ouders zonder papieren waarvan de kinderen in dezelfde scholen schoollopen. Er zijn arrestaties geweest door de politie, bedreigingen met uitwijzing. Iedere keer kwamen buitengewoon veel mensen op de been.
|
|
|
|
|
Vandaag vieren ze feest. Kinderen zingen en bewegen op de klanken van de muziek. Op de tafels staan drank en taarten. Ze nodigen me uit om het woord te nemen en ik beklim het podium. Het spektakel van die menigte aan de voet van de heuvel maakt indruk op mij. Wat ik ga zeggen dringt zich als een evidentie aan mij op. |
|
|
|
“We hebben de tijd van de strijd gekend. Een lange en moeilijke strijd. Vanavond vieren we feest. De strijd vraagt om het feest. Feest vieren maakt dat we verder kunnen strijden, met hernieuwde hoop. Jullie hebben mij gezegd: “Als we geen plezier kunnen maken, houden we het niet uit. Als de strijd zwaar is, moet men zich kunnen ontspannen.” Omdat we vanavond feest vieren, zullen we morgen weer kunnen bijeenkomen om verder te strijden. Moge het een mooi feest worden!” |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
In de gevangenis van Fresnes |
|
|
|
|
Op bezoek gaan bij iemand die vastzit in de gevangenis, dat is ook families ontmoeten die gevangenen gaan bezoeken. Vooraleer we toegang krijgen tot de spreekkamers brengen we een hele tijd samen door! Men moet kunnen wachten en alle stappen zetten die gevraagd worden!
Het is een gelegenheid om kennis te maken met mensen die een echtgenoot, een zoon, een broer of een vriend komen zien. Er is een band die ons bindt. We hebben iets gemeenschappelijks: we kennen allemaal iemand die gevangen zit en die we komen bezoeken. Ik heb bewondering voor die vrouwen die van ver komen en veel moeten regelen voor hun werk en hun kinderen! |
|
|
|
|
De bewaker maakt een einde aan ons gesprek. Het moment is aangebroken dat we in die heel kleine spreekkamers gaan, waar gebrek is aan lucht.
Er gaat een minuut voorbij. Plots is hij daar, ik heb hem nooit eerder gezien. Eerste ontmoeting. Om eerlijk te zijn, wij corresponderen met elkaar sinds een tijdje.
Maar tegenover elkaar zitten en spreken met elkaar is iets anders. |
|
|
|
De man die tegenover mij zit is duidelijk gelukkig met mijn bezoek. Hij voelt erkenning, omdat ik de tijd neem om hem te komen bezoeken op deze plaats, waar hij van zijn vrijheid beroofd is.
Naar gewoonte stel ik een gevangene geen vragen over zijn verleden. We praten met elkaar op voet van gelijkheid, alsof we elkaar al een hele tijd kennen. |
|
|
|
|
|
Zijn leven is goed gevuld: sport, Spaans leren, daarna Italiaans, lectuur… Hij blijft bezig. Als vooraanstaande bezoekers de gevangenis bezoeken, toont men hun altijd zijn cel, want die is zeer goed onderhouden. |
|
|
|
Ik breng hem aan het lachen als ik hem zeg dat hij volgens mij beter in vorm is dan ik. Hij verontschuldigt zich bijna als hij bekent dat hij ongelovig is. Voor hem is kerstmis een profaan feest. |
|
|
|
Ik spreek hem aan met zijn voornaam en tutoyeer hem, zoals in de brieven die ik hem schrijf. Maar voor hem is dat onmogelijk. Hoewel hij het verlangt, komt hij er niet toe. |
|
|
|
Een bewaker komt een einde stellen aan onze dialoog. Drie kwartier zijn vlug voorbij. |
|
|
|