|
|
Zacheüs: “Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen”
|
|
Lucas 19, 1-10 |
|
|
|
De ‘redding’, die dag, heet ‘Jezus’, de man die door de stad trekt. De redding heeft zich niet over de stad verspreid als een plotse dauw op het middaguur. |
|
|
|
|
Jezus heeft, terwijl hij door de stad trekt, zijn ogen opgeslagen en iets ongewoons gezien. Een man in een boom, boven de opgewonden en nieuwsgierige menigte. Een kleine man die naar boven klimt. Een ambtenaar zonder ambitie, alleen méér nieuwsgierig dan de anderen. Ook rijker. Hij dacht vast en zeker de beste plaats gevonden te hebben om te zien zonder gezien te worden. |
|
|
|
|
Hij heeft geen gerust geweten. Hij is een beroepsdief, werkt samen met de bezetter. Hij heeft horen zeggen dat Jezus niet mals is voor mensen van zijn soort. Zacheüs wil geen confrontatie. |
|
|
|
Maar zie. Het verloopt allemaal anders dan voorzien. Hij wordt aangesproken bij zijn naam. Iedereen ziet hem. Schaamte. Die Jezus trekt niet langer door de stad, hij zal ergens binnengaan. Niet om het even waar – in zijn eigen huis. Zich verbergen. Verdwijnen. Op een hogere tak klimmen. Te laat! |
|
|
|
Het evangelie vertelt niet alles in detail. Hoe Zacheüs zijn thuis verwittigd heeft, hoe iedereen er druk in de weer is geweest om de maaltijd klaar te maken. De angst in het gezin, de verrassing, de trots misschien. Hoe ga je met zo iemand om, wat doe je om alles in perfecte banen te leiden, om onberispelijk te zijn voor het aanschijn van de Meester? |
|
|
|
|
|
En als hij alles zou moeten veranderen, alles opnieuw bekijken, ontslag nemen misschien? Dat is ‘gered worden’: Jezus die zijn intrek neemt bij iemand van ons en hem een taak toevertrouwt die hij samen met alle anderen moet uitvoeren, vandaag. De taak méér broederlijkheid tot stand te brengen, opdat de mensheid zou slagen en bevrijd worden. |
|
|
|
Als het klopt dat Zacheüs erg verlangde Jezus te zien, dan is het ook waar dat Jezus hém wilde zien, en een tijd bij hem verlangde door te brengen. Twee verlangens die elkaar ontmoeten. Geen verwijten. Zacheüs is niet langer beschaamd, hij voelt zich gerespecteerd. En zie, hij wordt overweldigd door een opwelling van edelmoedigheid, die verder gaat dan wat de rechtvaardigheid vraagt: “Als ik iemand iets heb afgeperst, vergoed ik het viervoudig!” (Lucas 19,8) |
|
|
|
Het is niet zeker dat Zachëus zijn uitzinnige belofte gehouden heeft. Maar hij heeft tenminste begrepen dat de redding die hem vandaag ten deel valt, bestemd is voor de anderen. |
|
|
|
Hetzelfde gebeurt als Jezus bij ons zijn intrek neemt. De redding voor het ‘huis’ van onze aarde bestaat erin dat de scheppingsdaad voltooid wordt en dat wij op onze beurt scheppers zijn. Scheppers van vrijheid.
|
|